Nederland kent 13 nationale feestdagen:
Datum | Engelse naam | Nederlandse naam | Opmerkingen |
---|---|---|---|
1 januari | New Year’s Day | Nieuwjaar | Wat wij Oudjaar of Oudjaarsdag/-avond noemen, noemen de Engelsen New Year’s Eve. |
Maart/april | Easter | Eerste Paasdag en Tweede Paasdag | In Nederland viert men twee Paasdagen (op zondag en de maandag erna). |
27 april | King’s Day | Koningsdag | De geboortedag van koning Willem-Alexander wordt in het hele land uitbundig gevierd. |
5 mei | Liberation Day | Bevrijdingsdag | Geen nationale feestdag We vieren de capitulatie van de Duitse krijgsmacht in 1945: het einde van de Tweede Wereldoorlog. |
40 dagen na Pasen | Ascension Day | Hemelvaartsdag | |
7 weken na Pasen | Pentecost | Pinksteren | We vieren Eerste (zondag) en Tweede (maandag) Pinksterdag. |
5 december | Saint Nicholas’ Eve | Pakjesavond, Sinterklaasavond | Geen nationale feestdag De voorganger van de kerstman (Santa Claus), Sinterklaas, geeft vandaag cadeautjes aan kinderen. De naamdag van de heilige Sint Nicolaas is op 6 december, maar in Nederland vieren we Sinterklaas (pakjesavond) op 5 december.[1] |
25 december, 26 december | Christmas | Kerstmis | We vieren in Nederland twee dagen kerst: Eerste Kerstdag (the first day of Christmas) en Tweede Kerstdag (Boxing day). |